Het verhaal over Ford en het ontstaan van het merk

Henry Ford (Wayne County (Michigan), 30 juli 1863 – Dearborn (Michigan), 7 april 1947) was een Amerikaanse industriële ondernemer. Zijn moeder was van Belgische afkomst.

Ford begon in 1903 zijn autofabriek. Zijn eerste auto produceerde hij overigens reeds in 1896.

Henry Ford                          Edsel Ford

 

Levensloop

Jeugdjaren

Henry Ford had een bijzondere aanleg voor techniek. Hoewel zijn vader vond dat hij beter boer kon worden, wilde Henry de techniek in. Na de dood van moeder Mary Ford welke van een Vlaamse emigrantenfamilie afkomstig was zag hij in 1876 iets dat zijn leven zou veranderen. Hij zag een wagen die voortbewogen werd zonder paarden. Een stoommachine verzorgde de aandrijving. Twee jaar later, in 1878, verliet hij het huis van zijn ouders en nam als 15-jarige jongen een baantje als leerling in een smidse in Detroit waar stoommachines werden gerepareerd.

Eerste auto

Toch keerde Ford terug naar het boerenland. Vader Ford bood hem 18 ha. grond aan, maar dan moest hij de techniek gedag zeggen want dat moest een hobby blijven. Toch zou dit niet lang duren, want in 1891 ging de toen 28-jarige Henry Ford aan het werk bij Edison, een bedrijf dat Detroit van elektriciteit voorzag. In 1893 wist Ford een eigen Ottomotor (zo werd de viertaktmotor genoemd) te bouwen, die hij op kerstavond aan zijn vrouw Clara demonstreerde op het keukenaanrecht.
In 1896 bouwde hij zijn eerste auto: de Quadricycle. De bouw nam een aantal jaren in beslag omdat Ford veel onderdelen zelf moest maken. Ford's eerste auto was voorzien van vier fietswielen, vandaar de naam Quadricycle. Het wagentje woog slechts 225 kilo en had een tweecilindermotor. De eerste Quadricycle verkocht hij voor $200. Hij bouwde een tweede en later nog een derde.

Quadricycle

 

Intussen was Ford bij Edison bevorderd tot chef-ingenieur. De directie probeerde hem over te halen zich alleen op elektriciteit te gaan richten maar Ford wilde met auto's doorgaan. Toen Ford oog-in-oog met de uitvinder Thomas Alva Edison kwam te staan was het Edison zelf die hem aanmoedigde  om auto's te gaan bouwen.

Ford Motor Company

Ford richtte in 1899 de Detroit Automobile Company op, die al snel failliet ging. Ook met de Henry Ford Company die hij daarna oprichtte (1901) wist hij de markt niet te veroveren, en de aandeelhouders dwongen hem het bedrijf te verlaten. Pas met zijn derde bedrijf, de Ford Motor Company (1903), had hij succes. De eerste auto was een Model A die toen $ 750,- moest kosten.  Er werden bijna 1700 A-Fords gemaakt.
In 1904 reed Henry zijn eigen ontworpen racewagen (de 999) op het bevroren meer van St. Clair bij Detroit en zette toen het wereldsnelheidsrecord op 147 kilometer per uur. Dat kwam uitgebreid in de kranten.

Massaproductie

Ford assemblagelijn in 1913. Met de introductie van de lopende band werd voor het eerst massaproductie van een auto mogelijk.

Assemblagelijn                             T-Ford

 

Omstreeks 1908 brak er een nieuw tijdperk aan. Tot dat moment was een auto alleen iets voor de rijkelui. Auto's werden luxueuzer en de fabrikanten van toen waren er al achter gekomen dat ze meer winst konden maken op duurdere auto's dan op goedkopere. Daarom eisten de aandeelhouders van Ford dat Henry ook een zescilinder zou bieden. Maar Henry had een beter plan. In 1908 kwam de T-Ford op de markt, een praktisch ingesteld vervoermiddel met ruimte achterin zodanig "dat men er een paar melkbussen kan neerzetten", zo zei Ford. Technisch was het model goed bij de tijd met een 2,9 liter viercilindermotor waarvan de cilinderkop uit één geheel bestond, met één centraal oliecarter voor de smering en met een dynamo. Een startmotor had de wagen nog niet, daarvoor zat een slinger. De eerste modellen hadden zelfs geen voorruiten. Pas later kwamen er auto's met voorruiten maar zonder ruitenwissers. Pas tegen het einde van de productietijd (rond 1923) kwam er een T-Ford met een gesloten carrosserie.
In het begin (1908) kostte de T-Ford $ 850,-, en die prijs ging naar $ 950,- in 1910. Maar eind 1910 kwam een geweldige prijsverlaging. De T-Ford werd leverbaar vanaf $ 680,-. Dit kwam doordat Ford de fabriek verhuisde naar een nieuw terrein op Highland Park. Hier introduceerde Ford 'De lopende band'. In plaats van dat één werknemer een motor in elkaar zette, werd dit werk nu verdeeld.
Het in elkaar zetten van de motor, vroeger door één man gedaan, is nu verdeeld in 84 afzonderlijke bewerkingen. Deze 84 bewerkingen doen het werk dat vroeger 250 mannen deden.
In 1915 verhuisde Henry Ford de fabriek voor de tweede keer en wel naar een stuk grond aan de River Rouge in Dearborn. Ford zorgde ook dat de fabriek alles zelf maakte, tot metaal en glas toe. Voor de fabriek werd 25 km aan wegen en 170 km spoorweg aangelegd. Tegen het einde van zijn productie (1924) kon je al een T-Ford kopen voor $ 290,-. Toen de T-Ford in juni 1927 uit productie ging, waren er in totaal 15.458.781 stuks gebouwd. Een record dat tot 1972 zou blijven staan, tot het gebroken werd door de Volkswagen Kever. De T-Ford was 19 jaar in productie geweest. Voordat Ford de T-Ford produceerde had hij al meerdere modellen gemaakt: van A tot en met S gingen ongeveer tien modellen de T voor. In zijn autobiografie zei Ford over de T-Ford dat deze auto in alle kleuren te verkrijgen was, zolang het maar zwart was.
In 1946 werd Henry Ford op grootse wijze gehuldigd vanwege het feit dat hij 50 jaar eerder zijn eerste auto bouwde. Nog geen jaar later stierf hij op 83-jarige leeftijd op zijn landgoed Fair Lane. Meer dan honderdduizend mensen kwamen in een defilé langs zijn baar. Het leek alsof een groot staatshoofd was heengegaan.

De productie van de tractoren onder de naam Ford en Fordson

Fordson tractor

Fordson was een merknaam die werd gebruikt op een reeks van in massa geproduceerde tractoren vervaardigd door Henry Ford & Zoon Incorporatie, van 1917 tot 1920 toen het werd samengevoegd in de Ford Motor Company , die naam is gebruikt tot 1964.  Henry Ford bouwde experimentele tractoren van auto-onderdelen in de vroege 20e eeuw, en lanceerde een prototype bekend als de Model B in augustus 1915.
Henry Ford kocht alle aandeelhouders uit de Ford Motor Company in 1919, en vervolgens was alles eigendom van de Ford-familie : vijfenvijftig procent in zijn naam, tweeënveertig procent van zoon Edsel en de overige drie procent van zijn vrouw Clara.

De productie in Ierland en Engeland

Ford Motor Company eindigde haar Amerikaanse tractorproductie op 14 februari 1928 en bracht de productie over naar Cork in Ierland. In 1929 en later naar Dagenham , Essex in Engeland . Het Fordson merk werd gebruikt op verschillende andere modellen geproduceerd in Engeland. De 9N, 8N en later de Major, Dexta, Power Major, Super Major, en Super Dexta tot 1964.  Daarna werd de Fordson merknaam stopgezet en vervangen door het merk Ford.

Fordson Model F

De eerste Fordson Model F werd voltooid in 1916 en was de eerste kleine, lichtgewicht, in massa geproduceerde, betaalbare trekker in de wereld.  De fordson tractor ging in de massaproductie in 1917 en debuteerde op 8 oktober 1917, voor $ 750.  In de fordson werd gebruik gemaakt van een 20 pk, viercilinder benzine motor, met drie versnellingen en een wormwiel reductie in het differentieel .
Tegen het midden van 1918, waren meer dan 6.000 Fordson tractoren in gebruik in Groot-Brittannië, Canada en de Verenigde Staten.  De jaarlijkse productie bereikte 36.781 in 1921 en 99.101 in 1926.  Tegen 1925, had Ford haar 500.000-ste Fordson tractor gebouwd.  Ford was de enige fabrikant om gelijktijdig auto's, vrachtwagens, tractoren in 1917/28 te verkopen, gedurende welke tijd 552.799 Fordson tractoren werden gebouwd aan het Dearborn, Michigan fabriek.  Een economische recessie kelderde landbouwinkomen depressief op de markt in 1925.

Fordson Model N Standaard

De Fordson Model N vervangde de Fordson F. De productie van de Model N begon in Cork in 1927.  De productie van de Fordson  N werd overgebracht van Cork naar Dagenham in 1933.  De Model N gekenmerkt door een 27 pk motor, standaard achterspatborden, een hoger voltage ontstekingssysteem, en optionele luchtbanden. In 1935 was de aftakas beschikbaar als een optie.

Fordson N uit 1936                             Fordson 2N

 

De hydraulische drie-punts hefinrichting

De in Ierland wonende, zakenman Harry Ferguson had een tractor ontworpen met een hydraulische drie-punts hefinrichting. Eber Sherman, importeur van de Fordsons trekkers uit Ierland, een vriend van zowel Ford als Ferguson, wilde Henry en Harry Ferguson wel samen brengen om de tractor te tonen.  In oktober 1938 werd de Ferguson tractor gebracht door middel van een demonstratie voor Ford en zijn ingenieurs.  Het was de licht van gewicht in constructie van de hefinrichting , die Ford onder de indruk bracht. De succesvolle demonstratie van de Ferguson tractor leidde tot een handdruk overeenkomst met Ford in 1938, waarbij Ford de tractoren zou produceren met behulp van de Ferguson drie-punts hefinrichting systeem. 
Ford Motor Company investeerde $ 12 miljoen in om de nieuwe distributie Ferguson onderneming te financieren.  De investering resulteerde in de productie van de Ford-Ferguson 9N trekker die werd geïntroduceerd op 29 juni 1939.  Deze werd verkocht voor 585 dollar inclusief rubber banden , aftakas, Ferguson hydrauliek, een elektrische starter, dynamo en batterij, lichten waren optioneel. 
De Ford 9N  werd de ontsteking verder verbeterd.  Een nieuw innovatief systeem om de achterwielen te verstellen om veelzijdigere breedtes te krijgen. De vooras was ook te verstellen. De 9N woog 2340 pond en had een 13 pk motor, die zou een twee schaar ploeg kunnen trekken.  Het werd ontworpen om veilig, stil en eenvoudig te bedienen.  Ford zei ooit: "Onze competitie is het paard.";. De 9N was bedoeld voor de boeren die nog niet mechanisch ingesteld waren.
Het succes van de 9N was een nieuwe industrietrekker. Andere tractor fabrikanten volgde na vijftien jaar.  Henry Ford gaf de leiding van zijn bedrijf over aan kleinzoon Henry Ford II in 1945.  In 1946, ontdekte de jongere Ford dat, ondanks zijn succes, de Model N van de Ford Motor Company  meer dan $ 25 miljoen verloor in zes jaar.  Hij reageerde door het oprichten van Dearborn Motors in november 1946.  Ford hoopte dat Ferguson na juli 1947 zou stoppen met samen werken in zijn bedrijf. Ferguson klaagde Henry Ford II aan, Dearborn Motors en Ford Motor Company en anderen voor $ 251 miljoen in schade aan de hand van octrooi-inbreuken en samenzwering om het monopoliserende landbouw tractorbedrijf. Ford Motor Company beweerde dat de patenten reeds verstreken waren op het moment van oprichting van Dearborn Motors '.
Harry Ferguson had begrepen dat de overeenkomst van de vervaardiging van de 9N afgelopen was.  De Tweede Wereldoorlog kwam tussenbeide en verhinderde dit, hoewel een verklaring was dat Ford UK  niet geïnteresseerd was in het plan.
Ongeveer 750.000 stuks 9N’s werden er gebouwd, en er werd in 2001 geschat dat er nog bijna de helft van deze regelmatig in gebruik zijn.

2N en 8N

Ford 8N trekker                                   Golden Jubileum trekker 1953

 

In 1942 introduceerde Ford de 2N model trekker.  Dit was verrassend, omdat er zoveel staal werd gebruikt om producten voor Amerikaanse en geallieerde troepen te produceren tijdens de Tweede Wereldoorlog.  In 1947  werd de zeer populaire 8N trekker geïntroduceerd.  Meer dan 500.000 8N’s werden verkocht in Amerika tussen 1947 en 1952.  De 8N werd vervangen door de in 1953 "Golden Jubilee" trekker. Dit in combinatie met het 50e jaar van de Ford organisatie.

E27N blauwe reiger

Fordson E27N uit 1947

 

De Fordson E27N Major was gebaseerd op de Fordson N, en werd gemaakt in Engeland vanaf maart 1945, met dezelfde motor en transmissie, maar in een nieuwe behuizing. Die was toegestaan voor een PTO en hydraulische armen, een extra optie die door een van beide, Smiths of Varley geleverd kon worden.  Een hoge snelheid werd aangeboden in speciale versies voor aannemers en industrie.  Laders waren verkrijgbaar bij verschillende bedrijven waaronder Mil.  De tractor liep op petroleum. Perkins P6, L4 diesel versies waren beschikbaar en bleek een succesvolle na-verkoop conversie.  In Noorwegen kreeg de tractor de bijnaam 'Stegamajor' vanwege de aanzienlijke hoogte ten opzichte van de oude Fordson N (Stega = Ladder).

E1A New Major

Na de oorlog  vertraagden de ontwikkeling van een geheel nieuwe tractor.  In 1953, het E1A "New Major" kwam in productie met een Spaans gebouwde dieselmotor, in feite is de 4D-motor ontworpen en vervaardigd in het Verenigd Koninkrijk in Dagenham en was beschikbaar als diesel, benzine of kerosine.  In 1958 werd de Power Major  geïntroduceerd met 51,8 pk en een verbeterde transmissie en 'live-drive' hydraulica, vervolgens is in 1960 de Super Major geïntroduceerd met een differentieelslot.  De Super Major werd geproduceerd tot 1964.  Deze tractoren werden geëxporteerd naar de VS - de eerste sinds 1939 met de badge Ford 5000
Ondertussen, werd er een kleinere nieuwe driecilinder versie, de Dexta gelanceerd om te concurreren met het succes van de Massey Ferguson 35.  Na 1964 werd de naam Fordson vervangen door de naam Ford. De tractoren werden als Ford verkocht in zowel het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

Latere modellen

In 1964 werd de 2000 Dexta samen met de 3000 Super Dexta, de 4000 Major en de 5000 Super Major geïntroduceerd. In dat jaar introduceerde Ford een geheel nieuw principe transmissie, de Selectospeed. Zonder te koppelen kon met een hendeltje onder het stuur geschakeld worden over  10 versnellingen zonder dat de chauffeur het koppelingspedaal hoefde te gebruiken. De verschillende schakelingen kwamen mechanisch hydraulisch tot stand. De Selectospeed heeft toen vanwege te grote verliezen aan vermogen, niet waar gemaakt wat de ontwerpers van hadden verwacht. In de periode zijn er verschillende faceliften geweest van de 1000-serie. In 1972 introduceerde Ford op het type 7000 het Load Monitor-systeem voor de trekweerstandsregeling bij half gedragen werktuigen. De 8000 en 9000 werden ingevoerd vanuit Amerika. In september 1975 werd de 600-serie geïntroduceerd. Vooral de hydrauliek met een pomp, direct aangedreven door de krukas en de wijzingen van ademhaling van de motor (inlaat aan de koude kant) en (vanaf de 5600) DualPower met een twee-toerige aftakas waren de meest opvallende technische vernieuwingen.

Later werd de Supercabine en de Super-de-luxe cabine ontwikkeld. Bij plaatsing van deze laatste cabine verandert het typenummer in de 700-serie. In 1981 komt de 10-serie, alle typen voor het eerst voorzien van een gesynchroniseerde versnellingsbak. Voor het zware segment waren de TW-modellen in 1979 op de markt gebracht, als opvolgers van 8700 en 9700. De TW 30 was geheel nieuw, voorzien van zescilinder van 6,6l. De FW-kniktrekkers werden bij Steiger in Fargo (Noord Dakota) gebouwd.

In 1985 is het weer een turbulent jaar voor Ford. Het bedrijf koopt  Sperry-New Holland voor bijna 1 miljard gulden en gaat zich (weer) op de markt van landbouwwerktuigen begeven (schranklader en hooipersen). In die transactie zit ook de overname van de maaidorserfabriek Clayson in België. Tegelijk echter komt het bericht, dat de trekker productie compleet naar Europa verhuist, de kleine en middelgrote series gaan naar Basildon en de grote naar Antwerpen. In 1987 neemt Ford de Canadese fabriek Versatile over. De trekkers uit Winnipeg worden nu alle blauw.
In die periode neemt de directie van Ford een belangrijk besluit. Het concern wil weg uit de landbouw. Dat besluit krijgt vaste vorm in 1991 als Fiat-Geotech uit Italië 80% van de aandelen van  Ford –NewHolland –Versatile koopt.  In 1999, verwijderd Fiat alle Ford identificatie van hun blauwe tractoren en gaan verder als "New Holland" tractoren.












Copyright © S.T.T.A. 2010 - 2024